ARNHEM – Ruim voor het einde van de Tweede Wereldoorlog werden al plannen gemaakt voor de naoorlogse wederopbouw van Arnhem. Vanaf zijn onderduikadres had (toen nog) wethouder Chris Matser regelmatig overleg met Ir. J. P. van Muilwijk; het hoofd van de dienst gemeentewerken.
(Door: Patrick Arink)
In een serie artikelen besteedt de Arnhemsche Courant aandacht aan de wederopbouw. Vandaag aandacht voor de prille eerste schetsen. Die schetsen werden nog tijdens de oorlog gemaakt, maanden voordat Arnhem bij de bevrijding van de stad nog verder in puin geschoten werd.
Chris Matser werd na de oorlog burgemeester van Arnhem, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een van de wethouders in het stadsbestuur. Zonder te collaboreren met de Duitsers, probeerde hij als wethouder net als de andere bestuurders zo goed en zo kwaad als het kon Arnhem door de oorlog heen te loodsen.
De gemeenteraad was op last van de Duitsers al in 1941 ontbonden, maar de stad moest wel bestuurd worden. De wethouders die voor de oorlog deel uitmaakten van het college van B&W, bleven dat ook tijdens de oorlog doen. Omdat zijn baan als wethouder inmiddels een deeltijdfunctie was geworden, nam Matser er een baantje bij. Hij ging werken voor de afdeling Sociale Dienst van de Algemeene Kunstzijde Unie (AKU).
Bij de AKU raakte Matser al snel betrokken bij het verzet in Arnhem. Hij gaf hulp aan onderduikers en Duitse deserteurs, en hij hielp bij de verspreiding van illegale krantjes.
Onderduiken
Nadat de NSB’er Eugène Liera door de Duitsers was aangesteld als burgemeester in het voorjaar van 1944, besloot Matser dat hij het beste kon onderduiken. Hij was niet de enige. Ook collega-wethouders Marga Klompé en Joop Holthaus doken onder.
In eerste instantie bleef Matser in Arnhem, maar tijdens de Slag om Arnhem werd hij door Duitse soldaten aangehouden. Matser wist te ontsnappen en dook opnieuw onder. Dit keer in de buurt van Bennekom.
Vanaf zijn onderduikadres had hij regelmatig contact met ambtenaren én Ir. Van Muilwijk om het te hebben over de wederopbouw van de stad.
Oorlogsschade
De oorlogsschade in Arnhem was op dat moment nog lang niet zo groot als bij de bevrijding, maar ook toen al was Arnhem zwaar getroffen door het oorlogsgeweld, met name in de binnenstad.
Na de verloren Slag om Arnhem hadden de geallieerden de Rijnbrug gebombardeerd. Het eerste bombardement miste de brug. Vrijwel alle bommen kwamen terecht op de binnenstad. Ook bij het tweede bombardement dat een dag later plaatsvond, misten veel bommen hun doel.
Maar niet alleen de binnenstad was op dat moment zwaar beschadigd. Bij het vergissingsbombardement op 22 februari 1944 waren veel woningen in Rijnwijk en de nabijgelegen gascentrale getroffen. Bovendien was er tijdens de Slag om Arnhem ook aan de westkant van het centrum zwaar gevochten. Rond de haven, bij het gemeentemuseum en rond het ziekenhuis waren veel huizen beschadigd of in brand geschoten.
Schade was er ook in andere wijken. In de Burgemeesterswijk was bijvoorbeeld een uit koers geraakte V1 ingeslagen op een aantal woningen in de Burgemeester Weertsstraat.
Wederopbouw
Al die schade was voor Matser voldoende om vanaf zijn onderduikadres al voorzichtig de eerste schetsen te maken van een herrezen Arnhem. Een Arnhem dat ruim baan gaf aan de auto, want de auto had de toekomst.
Matser, een man met veel lef, kreeg gaandeweg de leiding in het door hemzelf gevormde Comité Veluwezoom. Dat comité had zichzelf bij gebrek aan ander betrouwbaar gezag steeds meer bevoegdheden gegeven. Het bedrijfsleven, het verzet én lokale ambtenaren erkenden het gezag van dit comité van Matser.
Toen Chris Matser direct na de bevrijding terugkeerde naar Arnhem, was het niet meer dan logisch dat hij benoemd werd tot burgemeester en de eerste wederopbouwschetsen kon uitwerken tot een volwaardig wederopbouwplan.