ARNHEM – Het is vandaag op de kop af precies tachtig jaar geleden dat de Eusebiuskerk zwaar beschadigd raakte bij beschietingen tijdens de Slag om Arnhem. Zowel Britten, Duitsers als Nederlanders waren daar verantwoordelijk voor.
(Door: Patrick Arink)
Precies tachtig jaar geleden werd er rondom de Rijnbrug nog steeds zwaar gevochten. Het bataljon van John Frost hield dapper stand tegen een overmacht aan Duitse soldaten. De Britten zaten verschanst in panden die direct aan de oprit naar de brug zaten. De Markt en de Eusebiuskerk waren in Duitse handen.
De Britten hadden al vanaf het moment dat ze bij de brug arriveerden mannen met helmen bovenop de kerk en in de toren gezien. In de vaste overtuiging dat het Duitsers waren, werden die mannen door de Britten onder vuur genomen zodra ze hun hoofd lieten zien.
Ook de Duitsers hadden die mannen gezien. Zij verkeerden in de veronderstelling dat het Britse para’s waren. Ook de Duitsers vuurden op de kerk wanneer daar iemand te zien was.
In werkelijkheid waren de mannen in de kerk Nederlanders. Het waren vrijwilligers van de Luchtbeschermingsdienst. Hun taak was om de sirenes van het luchtalarm te laten loeien bij een aanval van vliegtuigen. De hoge kerk was een ideale plek om de lucht af te speuren naar bommenwerpers.
Uit het verslag dat ploegcommandant W. Bozelie na de Slag om Arnhem schreef is duidelijk dat zijn mannen door alle strijdende partijen onder vuur werden genomen.
“De toren en het kerkdak werden door de Engelschen vanaf de brug onder zwaar mitrailleurvuur genomen, later gevolgd door geschut uit een Duitsche pantserwagen. Dit werd veroorzaakt door onvoorzichtigheid van de manschappen der uitkijkdienst, welke gehelmd achter muren stonden uit te kijken.”
Ondanks de kogelregen, vielen er geen slachtoffers. Maar op woensdagochtend 20 september verschenen er ook een paar Duitse soldaten in de toren. En toen ging het mis.
De Duitse soldaten schoten op iedereen die zij in de omgeving van de Rijnbrug zagen lopen. Daarbij raakten ze per abuis ook de Duitse SS-Sturmbannführer Hans-Georg Sonnenstuhl. De Sturmbannführer raakte lichtgewond en gaf opdracht aan een artilleriekanon om de kerktoren onder vuur te nemen.
Tegelijkertijd vuurden de Engelsen ook nog steeds onophoudelijk op de kerktoren, nu zij zeker wisten dat er vanuit de toren op hen geschoten werd. Door de aanhoudende beschietingen van zowel de Duitsers als de Engelsen vloog de kerk in brand. Eerst alleen de houten torenspits, maar later ook het dak van de kerk.
“Vanaf de kerktoren werd niet meer geschoten”, schreef Sturmbannführer Sonnenstuhl tevreden in zijn gevechtsverslag.
De Britse geniesoldaat Tom Carpenter schreef na de oorlog: “De toren van de Grote Kerk stond in de hens op woensdagmiddag. Ik had er geen idee van hoe groot de schade aan de kerk was, maar het moet aanzienlijk zijn geweest.”
Hoewel de Eusebiuskerk grotendeels uitbrandde, stond de toren na de brand nog relatief ongeschonden overeind. De toren sneuvelde pas als gevolg van de bombardementen op de Rijnbrug na de Slag om Arnhem.