ARNHEM – Zo’n 400 mensen hebben zondagochtend 13 november stilgestaan bij de Joodse Arnhemmers die zijn omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het Joods monument naast de Eusebiuskerk. Er waren opvallend veel jongeren aanwezig bij de herdenking.
(Door: Patrick Arink)
Arnhem kende voor de Tweede Wereldoorlog een bloeiende Joodse gemeenschap. Die was na de oorlog verdwenen. Van de 1.800 Joodse Arnhemmers, stierven er 1.493 in de vernietigingskampen van de nazi’s.
Iedere tweede zondag van november, wordt hierbij stilgestaan bij het Joods monument.
“Het is belangrijk dat we stil blijven staan bij die onbevattelijke gebeurtenis”, aldus burgemeester Marcouch. Marcouch benadrukte dat we ook in deze tijd alert moeten zijn op onverdraagzaamheid in de samenleving. Wat toen gebeurde, kan weer gebeuren. En het begint met onverdraagzaamheid.
“Juist daarom is het belangrijk dat onze jongere generatie zich bewust is van de geschiedenis”, aldus Marcouch.
Die jongere generatie was met nadruk aanwezig tijdens de herdenking. Dat komt onder andere doordat het Beekdal lyceum in Arnhem een lesprogramma heeft opgezet rondom de jodenvervolging in Arnhem tijdens de oorlog. Leerlingen van het Beekdal lyceum lazen tijdens de herdenking zelfgeschreven gedichten voor.
Het vergroten van het bewustzijn over de gevaren van onverdraagzaamheid was een terugkerend thema in de toespraken die gehouden werden. Volgens opperrabijn Binyomin Jacobs gaat het erom dat juist de grote meerderheid bereikt wordt.
“Vijf procent zijn schurken en malloten. Vijf procent van de mensen is goed, ongeacht wat er gebeurt. Het gaat om de negentig procent die daar tussen ligt.”
Gefusilleerd
Volgens opperrabijn Jacobs ligt het niet zo zwart-wit. Met een voorbeeld legde hij uit wat hij daarmee bedoelde.
“Ik ben nu in Arnhem. Vanmiddag ben ik aanwezig op de grote Duitse begraafplaats in Ysselstein. Daar liggen duizenden Duitse soldaten. SS-ers en gewone soldaten. Eén van hen is een Duitse soldaat die bij de marine zat. Hij was Joods, maar niemand wist dat. Hij was gelegerd in IJmuiden. Aan het eind van de oorlog dook hij onder in Amsterdam. Na de bevrijding gaf hij zich over en werd in een krijgsgevangenenkamp geplaatst. Daar werd hij door een Duitse krijgsraad ter dood veroordeeld wegens desertie. Hij is gefusilleerd. De Canadese bevrijders zorgden voor vervoer en voor wapens voor het Duitse vuurpeloton. Goed en kwaad ligt niet zo zwart-wit.”
Nadat er door vertegenwoordigers van diverse organisaties bloemenkransen waren gelegd, waaronder door de versbenoemde kinderburgemeester Dyla Uitdehaag, was er in de Eusebiuskerk nog een korte dansvoorstelling. In de kerk konden ook kunstwerkjes bekeken worden die door leerlingen van het Beekdal lyceum gemaakt zijn.