Vlag van de Republik Maluku Selatan (RMS) bij de Molukse kerk in Elst.

Eerherstel Molukse KNIL-militairen in gemeente Overbetuwe

ELST – Burgemeester Patricia Hoytink-Roubos van de gemeente Overbetuwe heeft eerherstel uitgesproken aan voormalige Molukse KNIL-militairen in Elst. Zij deed dit in een toespraak aan de lokale Molukse gemeenschap in Elst.

(Door: Redactie)

Meer dan 70 jaar geleden kwamen duizenden Molukkers naar Nederland. Veel Molukkers hadden in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) meegevochten aan de kant van Nederland in de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. De belofte was dat Nederland zou zorgen voor een zelfstandige Molukse staat.

Na de onafhankelijkheid van Indonesië werden zo’n 12.000 Molukkers naar Nederland verscheept. De ontvangst in Nederland was koud. Na een verblijf in barakken, werden de Molukkers ondergebracht in een aantal gemeenten, waar ze probeerde hun eigen leven op te bouwen. Een van die gemeenten was Elst. Elst is nog altijd een plaats met een grote Molukse gemeenschap.

Afgelopen donderdag, precies 72 jaar nadat de laatste boot met Molukkers in Nederland arriveerde, sprak de burgemeester van Overbetuwe eerherstel uit aan de voormalige Molukse KNIL-militairen. Hieronder de gehele toespraak.

Beste mensen,

Aankomende zaterdag staat de Nationale Veteranendag weer op het programma. Ons nationale ‘dank je wel’ richting de militairen die ons land gediend hebben. Heel lang was er daarbij geen ruimte voor het verhaal van de Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen. Gelukkig is daar de laatste jaren wel wat verandering in gekomen. Zijn er – vaak postuum – onderscheidingen uitgereikt. Boeken geschreven. Tentoonstellingen ingericht.

De erkenning en waardering voor deze groep militairen is zeer terecht en hard nodig. Maar, laat ik daar eerlijk in zijn, ook rijkelijk laat. Want veel van de eerste Molukkers die in het voorjaar van 1951 in Nederland aankwamen zijn al niet meer onder ons of op zeer hoge leeftijd. En ik denk dat er nog veel te weinig mensen op de hoogte zijn hoe het nou precies zat.

Wat uw vaders en moeders, opa’s en oma’s hebben meegemaakt. En de moeite die het heeft gekost om in Nederland te aarden. Onze geschiedenis is nooit ‘voltooid verleden tijd’, trekt zijn sporen naar het hier en nu en blijft ons bezig houden. Dat geldt zeker ook voor deze periode. En daarom wil ik daar nu graag bij stil staan.

Uw verhaal begint bij de Molukkers die in dienst kwamen bij het KNIL. Dat gaf hun status en inkomen. Ze waren trots op hun uniform. Trots op hun werk voor Koningin en land. En hun loyaliteit, bekwaamheid en inzet werd zeer op prijs gesteld. Het waren goede strijders en dappere soldaten.

Toen Nederland zich echter terugtrok uit voormalig Nederlands-Indië – en het KNIL werd opgeheven – bleek dat maar weinig waard te zijn, moet ik tot mijn spijt erkennen.
Voor een grote groep militairen was het geen optie om terug te keren naar de Molukken. Het Indonesische leger had immers het eiland Ambon veroverd.
De Molukse KNIL-militairen zagen zich dus gedwongen om naar Nederland te vertrekken. Tijdelijk, voor een paar maanden, zo dachten ze.

Eenmaal in Nederland aankomen werd hen ontslag aangezegd. Dat kwam voor praktisch alle soldaten uit de lucht vallen. En voelde, zeer begrijpelijk, als verraad. Als stank voor dank voor hun loyale inzet voor Nederland, toen ons land hen zo hard nodig had. Deze beslissing werd nog aangevochten bij de rechter, maar het ontslag bleef geldig. De teleurstelling en ontgoocheling waren groot. En de gevolgen evenzo.

Nu zaten zij zonder werk, zonder inkomen en er was weinig zicht op een terugkeer naar vrije Zuid-Molukken. Hier in Nederland moesten zij opeens een bestaan zien op te bouwen. Voor de opvang van de 12.500 Molukkers zijn in totaal 91 woonoorden gebruikt. Bijna de helft van deze groep kwam in voormalige concentratiekampen terecht.

In Elst kwamen in mei 1951 de eerste dertien gezinnen aan. Zij werden gehuisvest in het voormalige kamp Snodenhoek. Op de plek waar nu de gemeentewerf zit. Deze naam staat voor een hoek met slechte grond, een ‘snoode’ hoek. Eerst stonden er tien barakken. Met de uitbreiding van het kamp, steeg het aantal inwoners in de jaren daarna tot ruim 450.

In 1963 vertrokken de eerste gezinnen naar een woonwijk in Elst. In het boekje ‘Van kruidnagel naar Elstar’ staan een aantal ervaringen van deze eerste inwoners opgetekend. De schrik was groot toen ze prikkeldraad rond het kamp zagen. Dat riep onmiddellijk beelden op van een gevangenis. Het prikkeldraad verdween dan ook snel.

Regelmatig stonden Elstenaren bij het kamp te gluren naar die nieuwe inwoners van het dorp. Vanwege de grote woningnood leek het toen acceptabel dat de Molukkers in houten barakken woonden. Ook omdat iedereen ervan uitging dat ze weer terug zouden gaan naar hun land.

Nona Salakory was een tiener toen ze in kamp Snodenhoek arriveerde. Ze beschreef de barakken als koud, tochtig en vochtig. Ze sliepen op een strozak, in ijzeren stapelbedden. Toen Nona voor het eerst sneeuw zag, dacht ze dat er watten uit de lucht kwamen. Voor de kinderen was het kamp een ideale plek om te spelen. Als er een bruiloft was, dan stond er een tent voor duizend man. Daar had je geen last van de buren.

Voor oom Sias Raja Boean waren die eerste jaren heel moeilijk. Hij miste zijn familie en wilde terug. Contact met zijn ouders, zus en twee broers was eerst niet mogelijk. Later lukte dat per post, met bemiddeling van het Rode Kruis. Zijn ouders heeft oom Sias nooit meer terug gezien. En als hij naar de winkel ging, moet hij met gebaren uitdrukken wat hij hebben wilde.

Maar in de loop van de jaren kreeg zijn leven hier in Elst steeds meer vorm. Hij ontmoette in kamp Snodenhoek zijn vrouw, trouwde en kreeg uiteindelijk zes kinderen. Bij het eerste kind wilde hij nog terug naar de Molukken. Toen het er eenmaal drie waren, dacht hij daar niet meer aan. Op zijn werk en van zijn kinderen leerde hij Nederlands. Zo vond hij – en de Molukse gemeenschap – langzaam maar zeker een plekje in onze samenleving.

Toch bleef het onrecht rondom het ontslag en de kille ontvangst in Nederland een rol spelen. En dat heeft alles te maken met het feit dat er decennia lang maar weinig aandacht was voor uw verhaal. Dat er geen erkenning was. En als erkenning – of op z’n minst aandacht ervoor – uitblijft, dan heeft dit onherroepelijk effect en niet in positieve zin. De een trekt zich terug en zwijgt erover. De ander gaat de barricades op.

De behandeling door de Nederlandse Staat van de Molukse gemeenschap in de jaren ’50 – en daarna – geeft hier wel een verklaring voor. Sinds die roerige jaren zijn er gelukkig verschillende maatregelen genomen om de sociaaleconomische achterstand van de Molukse gemeenschap aan te pakken. En in 1986 ontvingen de ex-KNIL-militairen een herdenkingspenning uit handen van mijn voorganger burgemeester Galama.
Beste mensen,

Het is nu 72 jaar na de aankomst van de eerste Molukse gezinnen in Nederland. De scherpe randjes van het onrecht zijn er – heel misschien – een beetje vanaf. Toch zijn we er nog niet. Ik ben blij met de manier waarop ik met u mag samenwerken. We weten elkaar te vinden als het nodig is. Ik vond het ook prachtig om te zien dat er met de noodhulpactie twee scholen zijn herbouwd op de Molukken. En dat we dit project onlangs op een feestelijke manier hebben kunnen afsluiten.

Daarnaast hebben we eerder dit jaar besloten de grafrechten vrij te geven voor de graven van voormalige Molukse KNIL-militairen en hun echtgenotes op de gemeentelijke begraafplaatsen van Overbetuwe. Bovendien gaan we samen met u een gedenkteken realiseren. We kunnen het verleden helaas niet veranderen, maar ik hoop hiermee wel een plek geven. En met een gedenkteken doen we dat op een heel tastbare en zichtbare manier.

Daarnaast wil ik het kabinet oproepen om excuses te maken voor de kabinetsbesluiten die destijds genomen zijn en tot zoveel pijn hebben geleid. In 2021 hebben wij met een groot aantal burgemeesters de premier hiertoe opgeroepen. Ik vind het moeilijk te begrijpen dat hier nog steeds geen werk van is gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijk gebaar veel pijn zal weghalen, maar bovenal dat het maken van excuses het juiste is om te doen.

Tot slot
Ik ben trots op de Molukse gemeenschap in deze gemeente. Ondanks de moeilijke start bent u erin geslaagd om uw toekomst vorm te geven. “Je kan niet hopen op een beter verleden, maar wel bouwen aan een hoopvolle toekomst”, zo luidt het bekende gezegd. Dat breng u op een geweldige manier in de praktijk.
Dank u wel.

En dat wil ik ook zeggen – al dan niet postuum – tegen de Molukse KNIL-militairen die ons land gediend hebben.
Dank u wel.
Voor uw loyaliteit en inzet.
Voor de manier waarop u ook hier in Nederland de schouders eronder heeft gezet.

Dank u wel.