In 1975 werd het gebruik van de autogordel verplicht gesteld. Het aantal verkeersdoden rees de pan uit en de autogordel was het meest effectieve middel dat de overheid voorhanden had om verkeersdoden tegen te gaan. De verplichte autogordel zou honderden doden per jaar schelen.
Een maatregel die honderden doden scheelt; daar kun je niet tegen zijn, zou je denken. Toch waren er in 1975 heel wat tegenstanders van de maatregel. Wanneer je oude kranten uit die tijd leest, kom je heel wat kritiek op de maatregel tegen.
“Het kost veel geld.”
“Gordelplicht is eigenlijk niet te handhaven.”
“Een autogordel kan juist leiden tot ongelukken.”
“Het werkelijke probleem wordt niet opgelost.”
Via ingezonden brieven in kranten uit 1975 worden door tegenstanders van de autogordel alle mogelijke argumenten van stal gehaald.
“Ik las enige tijd geleden het bericht van een moeder die verdronk omdat ze haar autogordel niet op tijd los kon maken”, schrijft iemand. “In een autogordel zitten kan bij een verkeersongeval noodlottig zijn. Al die verplichtingen maken van ons allen slaven van onvrijheid.”
Iemand anders voert aan dat de autogordel ongetwijfeld tot méér ongelukken gaat leiden.
“Als een bestuurder zich beter beschermd voelt, zal hij meer risico’s nemen in het verkeer. De werkelijke oorzaak is volgens mij de grote snelheid waarmee men zich verplaatst.”
En ook in 1975 waren er de complottheorieën:
“Mijn vrouw en ik zijn grote tegenstanders van de autogordels. Wij kunnen er geen van beiden psychisch tegen om vastgebonden te zitten. De clou van de zaak lijkt mij: autogordels waren door de fabrikanten bij honderdduizenden gemaakt en moesten natuurlijk de fabriek uit. Die fabrikanten hebben de besturende organen (ministerie) bewerkt met “statistische cijfers”. Die statistische cijfers moeten knoeierij zijn geweest.”
In De Kampioen, spreekbuis van de ANWB schreef iemand:
“Boodschappen doen. Gordel om. Slager. Gordel af, gordel om. Dertig meter verder. Kruidenier. Gordel af. Gordel om. Twintig meter verder, bakker. Gordel af. Gordel om. Vijftig meter verder, groentewinkel. Gordel af. Gordel om. Naar huis. Gordel af. De heren worden bedankt!”
We weten hoe het na 1975 verder ging. De autogordel kwam er toch en het effect was meteen meetbaar. Jaarlijks worden ongeveer 250 dodelijke ongelukken voorkomen als gevolg van het gebruik van autogordels. Automobilisten denken tegenwoordig niet eens meer na als ze hun auto instappen. Gedachteloos gespt iedereen zijn autogordel om.
Dit jaar stapt de gemeente Arnhem over op diftar via de verplichte afvalpas. De hoeveelheid restafval rijst de pan uit en diftar is de meest effectieve methode die de gemeente voorhanden heeft om iets aan deze afvalberg te doen. Invoering van diftar scheelt per huishouden gemiddeld meer dan honderd kilo restafval.
Een maatregel die honderd kilo restafval scheelt; daar kun je niet tegen zijn, zou je denken. Toch zijn er heel wat tegenstanders van diftar.
“Het kost veel geld.”
“Diftar is eigenlijk niet te handhaven.”
“Diftar kan juist leiden tot meer afval.”
“Het werkelijke probleem wordt niet opgelost.”
Het zijn precies dezelfde argumenten als in 1975 bij de invoering van de autogordel. En net als toen hebben tegenstanders het niet over het aantoonbaar positieve effect van de maatregel, maar komen ze met tegenwerpingen die eigenlijk maar één ding zeggen: ik wil niet!
Net zoals eerder de autogordel, is de invoering van diftar een verplichte gedragsverandering. De autogordel moest leiden tot minder verkeersdoden. Diftar moet leiden tot minder restafval. En daar zit hem de crux.
Als gedragsverandering makkelijk zou zijn, zouden we een stuk minder rokers hebben. Als gedragsverandering een eitje was, zouden ook veel minder mensen last hebben van overgewicht. Gedragsverandering is lastig. Dat lukt niet van de ene op de andere dag.
Maar het lukt wel.
Het voorbeeld van de autogordels laat zien dat sommige mensen tijd nodig hebben om tot verplichte gedragsverandering te komen. Met de invoering van diftar zal het hoogstwaarschijnlijk op dezelfde manier gaan. Geef het de tijd. We komen er wel.