Regine van der Zandschulp (links) en Esther Raats-Leenders (rechts) bij de Diogenes-bunker op de plek waar op 8 juni 1948 een vliegtuigbom ontplofte. (Foto: Jeroen Liebers - Rijksvastgoedbedrijf.)

Precies 75 jaar geleden vond in Arnhem een tragische explosie plaats

/

ARNHEM – “Hedenmiddag vond een ernstige ontploffing plaats bij de grote bunker aan de Koningsweg. Er zijn vijf lijken gevonden.” Dat schreef de Arnhemsche Courant op dinsdag 8 juni 1948. Het is vandaag precies 75 jaar geleden dat bij de Diogenes-bunker in Schaarsbergen een vliegtuigbom ontplofte. Een verhaal over moed, pech en toeval.

(Door: Patrick Arink)

Vanuit de kolossale Diogenes-bunker werd tijdens de oorlog de luchtverdediging van Duitsland gecoördineerd. Na de oorlog werd de bunker gebruikt om duizenden bommen uit de oorlog te demonteren. Op 8 juni 1948 ging het mis. Een 1.500 kilo zware vliegtuigbom ontplofte. Vijf medewerkers van de Burger Hulpverleningsdienst, de voorloper van de Explosieven Opruimingsdienst (EODD), kwamen om het leven. Sporen van de immense explosie zijn nog altijd te zien aan de achterkant van de bunker.

“Hier is het dus geweest”, zegt Esther Raats-Leenders terwijl ze met haar hand strijkt over de gaten in het beton van de bunker. Haar opa is een van de vijf slachtoffers die bij de noodlottige ontploffing om het leven is gekomen. Samen met haar vriendin Regine van de Zandschulp is zij door het Rijksvastgoedbedrijf uitgenodigd voor een bezoek aan de bunker.


(Esther Raats-Leenders en Regine van de Zandschulp bij de kolossale Diogenes-bunker. (Foto: Jeroen Liebers – Rijksvastgoedbedrijf.))

Ook Regine van de Zandschulp heeft een familielid dat bij de explosie om het leven kwam. Haar oud-oom was eveneens een van de slachtoffers. Regine en Esther zijn al meer dan twintig jaar goede vriendinnen. Maar pas een half jaar geleden ontdekten zij dat ze allebei een familielid zijn verloren bij de explosie in 1948.

“Ik ben ambtenaar voor een gemeente, en voor mijn werk moest ik naar een bijeenkomst van de EODD in Soesterberg”, vertelt Esther. “Er is daar een herdenkingswand met de namen van alle dodelijke slachtoffers van de EODD. Ook de naam van mijn opa stond ertussen.”

Na haar bezoek aan de EODD vertelde Esther aan haar vriendin over de herdenkingswand.
“Toen ging er bij mij een belletje rinkelen”, vertelt Regine. “De oom van mijn vader, was ook na de Tweede wereldoorlog omgekomen bij het opruimen van explosieven. Dat was het enige dat ik erover wist. Mijn oma sprak er nooit over, maar de foto van haar broer hing altijd aan de muur. Navraag bij mijn vader leerde dat het inderdaad om dezelfde datum ging. Mijn vader wist een beetje meer.”

Al snel werd de link gelegd:
Esther: “We kennen elkaar al zo lang en we zijn enorm goede vriendinnen, maar nu pas ontdekten we dat haar oud-oom en mijn opa bij de explosie in Arnhem om het leven zijn gekomen.”

Regine: “Kort daarna kwam ik in contact met een collega van het Rijksvastgoedbedrijf. Hij heeft mij samen met mijn vader vader en broer, en met Esther en haar vader rondgeleid bij de Diogenes-bunker. Dat was heel speciaal. Sindsdien is er ook voor mij wat rust ontstaan. Ik kon een puzzelstukje leggen van een puzzel waar ik van mijn oma niet over mocht vragen.”


(De Diogenes-bunker in 1947. Op het bord aan de rechterkant staat: “Gevaar! Bommen.” (Foto: Gelders Archief.))

Tweede ontstekingsmechanisme

Esther: “Wat er precies is gebeurd op 8 juni 1948 zal altijd wel onduidelijk blijven. Er waren die dag dertien mannen in de bunker bezig met het demonteren van bommen. Deze zware vliegtuigbom is toen door vier mannen naar buiten gebracht om hem te demonteren. Mijn opa had de pech dat hij juist kwam aanlopen toen de bom ontplofte. Vermoed wordt dat de bom een tweede ontstekingsmechanisme had, waardoor hij opeens ontplofte.”

De ontploffing is zo krachtig dat veel bomen in de directe omgeving al hun bladeren verliezen. In de wijde omgeving springen de ramen door de drukgolf.

De acht mannen die in de bunker bezig zijn, worden door de klap van de explosie omver geworpen, maar blijven ongedeerd. Zij beseffen na de explosie meteen wat er gebeurd is. Ze rennen naar buiten, maar kunnen niets meer doen voor hun kameraden. De lichamen van de vijf mannen zijn door de kracht van de explosie uit elkaar gerukt.

Regine: “Ik heb gehoord dat ze de lichaamsdelen die ze hebben kunnen terugvinden, in een teiltje verzameld hebben. Waarschijnlijk zijn er bij de uitvaart lege kisten begraven.”

De tragische ontploffing in Arnhem is landelijk nieuws. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana betuigen via een telegram hun medeleven aan de nabestaanden.

Tijdens een uitvaartplechtigheid die landelijke aandacht trekt worden vier van de vijf omgekomen mannen in aanwezigheid van veel hoogwaardigheidsbekleders begraven in Nijmegen.

“Duizenden Nijmegenaren en belangstellenden van elders hadden zich hedenmorgen geschaard langs de weg, waar de begrafenisstoet passeerde van de slachtoffers, die ten gevolge van de hevige explosie bij de bunker aan de Koningsweg te Arnhem het leven verloren”, schrijft de Arnhemsche Courant op 11 juni.

Regines oud-oom kreeg een eigen uitvaart.
“Hij woonde in Velp en ging waarschijnlijk iedere dag op de fiets naar Schaarsbergen. Hij is hier in Schaarsbergen begraven.”


(In februari 1948 werden enkele leden van de Hulpverleningsdienst in Arnhem koninklijk onderscheiden door minister van Binnenlandse Zaken, mr. dr. P.J. Witteman. Foto: Gelders Archief.))

Hulpverleningsdienst

De Burger Hulpverleningsdienst werd na de Tweede Wereldoorlog in het leven geroepen om alle onontplofte munitie in ons land op te ruimen. Soms werden bommen ter plekke tot ontploffing gebracht, maar in veel gevallen werden de bommen naar de Diogenes-bunker gebracht om hier gedemonteerd te worden. Dat gebeurde via het ‘bommenlijntje’ tussen station Wolfheze en de voormalige Fliegerhorst Deelen.

Een deel van de bommen die bij de bunker na de oorlog werd gedemonteerd, werd opgeslagen. Een ander deel van de bommen werd binnenin de Diogenes-bunker tot ontploffing gebracht. De Diogenes-bunker, de grootste bunker die de nazi’s in ons land bouwden, gaf geen krimp door die ontploffingen.

De Hulpverleningsdienst bestond in die tijd uit ongeveer 400 man, vooral afkomstig uit de luchtbeschermingsdiensten van verschillende gemeenten. Een echte opleiding was er niet, ondanks de gevaren van het werk. Er was een cursus van drie weken en daarna ging men in de praktijk aan de slag.


(De zwaar beschadigde omgeving van Velperpoort na de oorlog. We kijken vanaf de Velperweg naar de restanten van de Steenstraat. (Foto: Gelders Archief.))

Velperpoort

De Hulpverleningsdienst heeft jarenlang haar handen vol gehad met het ruimen van bommen in het door de oorlog zwaar getroffen Arnhem. Een paar maanden voor de ontploffing bij de Diogenes-bunker, moesten duizend Arnhemmers in de buurt van station Velperpoort nog een nacht ergens anders doorbrengen na de vondst van bommen bij de spoorlijn.

“De Hulpverleningsdienst, die hiermede weer eens een kranig karweitje verrichtte, haalde 1 Engelse vliegtuigbom en 3 Duitse vliegtuigbommen uit de grond”, aldus de Arnhemsche Courant in april 1948. “Bij een explosie zou men op een afstand van 2 kilometer nog de scherfwerking hebben ondergaan. Dankzij het doortastende werk van de Hulpverleningsdienst is het nu met een sisser afgelopen.”

De mannen die na de oorlog werkzaam waren bij de Hulpverleningsdienst werden destijds terecht geroemd voor het gevaarlijke werk dat zij deden. Hun werk is ruim 75 jaar na dato helaas ondergestoft door de geschiedenis.

Regine van de Zandschulp: “Ik besef nu dat de mannen van de Hulpverleningsdienst, waar mijn oud-oom deel van uitmaakte, heel veel moed moesten hebben. Zij verzamelden explosieven en maakten ze onklaar. Die ene dag ging het heel erg mis en zijn 5 personen omgekomen. Maar deze mannen hadden ondanks het gevaar de moed om de wereld waarin wij leven een stuk veiliger te maken.”


De vijf slachtoffers van links naar rechts: Th.J. Leenders, H.G. van Hoof, A.H. van Balkom, J. Gouw en J.A. Dekkers.