Net als belangrijke steden als Dorestad en Utrecht werd Meinerswijk in 841 geplunderd door de Noormannen.

Romeinen, Noormannen en een eigen burgemeester: de rijke geschiedenis van Meinerswijk

ARNHEM – De Romeinen hadden er een fort. De Noormannen kwamen langs om te plunderen. De koning had er een buitenverblijf en in de 19e eeuw was het zelfs een tijdje een zelfstandige gemeente. Welkom in Meinerswijk.

(Door: Patrick Arink)

Meinerswijk staat aan de vooravond van een grote transformatie. In een serie artikelen besteedt de Arnhemsche Courant komende tijd aandacht aan verschillende aspecten van het uiterwaardengebied. Vandaag: de rijke historie van Meinerswijk.

Het Romeinse castellum in Meinerswijk werd vorig jaar bestempeld tot Werelderfgoed door de Unesco. De Romeinen bouwden hier aan het begin van onze jaartelling een fort om de noordgrens van het Romeinse rijk te bewaken. De titel is een bevestiging van het historisch belang van Meinerswijk. Weinig mensen weten het, maar ook na het vertrek van de Romeinen, kent het gebied een boeiende geschiedenis.

De eerste vermelding over Arnhem stamt uit de 10e eeuw. Maar lang voordat Arnhem bestond, was Meinerswijk al een plaats van betekenis. Dat blijkt uit een document uit 814. Daarin schenkt een edelman met de naam Lantward landerijen en een hoeve in Meginhardeswich aan de abdij van Losch.

Meginhardeswich is de Middeleeuwse naam voor Meinerswijk. Je vindt deze naam nog altijd terug in bijvoorbeeld de Meginhardweg in Meinerswijk.
Alle archeologische resten van het middeleeuwse Meginhardeswich liggen nog altijd verborgen onder negen meter rivierklei. Historici vermoeden dat de bebouwing van deze middeleeuwse plaats rond de restanten van het Romeinse castellum heeft gestaan, waarbij stenen van het fort gebruikt zijn voor de bouw van huizen en boerderijen.

Ook de Praets wordt al in documenten uit de negende eeuw genoemd, al werd het toen nog ‘Praest’ genoemd. De Historische Kring Elden vermoedt dat de naam een Romeinse oorsprong heeft en van ‘Praesidium‘ afgeleid kan zijn.

Noormannen

Meinerswijk wordt voor de tweede keer genoemd in een document uit 847. In een Latijnse kroniek wordt gemeld dat de Noormannen verschillende plaatsen in de lage landen geplunderd hebben.

“Verder hebben de Noormannen christenen uitgeplunderd”, meldt de tekst nuchter. “Zij zijn voorbij Dorestad de rivier de Rijn opgevaren tot aan Meginhard. Nadat ze daar buit gemaakt hebben, zijn zij teruggekeerd.”

Dat Dorestad geplunderd werd door de Noormannen, is geen verrassing. Dorestad was op dat moment de belangrijkste stad van Noord-west Europa. Handelaren uit heel Europa kwamen hier om goederen te kopen en verkopen. Dat Meginhard naast Dorestad genoemd wordt zegt veel over de omvang die Meginhard in de negende eeuw gehad moet hebben.

Wat er na het stormachtige bezoek van de Noormannen gebeurd is met het plaatsje Meginhard is door het ontbreken van archeologische bronnen een raadsel. De kans is groot dat Meginhard na de verwoestingen door de Noormannen nooit meer haar vroegere omvang kreeg, precies zoals ook het lot van Dorestad was.

Hoe dan ook: Meinerswijk wordt weer genoemd in een rekening die in 1294 aan de Graaf van Gelre betaald moet worden door een klooster in Oosterbeek. Deze rekening is meteen het eerste bewijs van een kasteel in Meinerswijk. Er wordt in de rekening gesproken over curtis Meynartswich: hof Meinerswijk.

Heerlijkheid Meinerswijk

Naar alle waarschijnlijkheid was dit een grote, versterkte boerderij die later is uitgebouwd tot ‘Huis Meinerswijk’. Dit Huis Meinerswijk was de zetel van de Heerlijkheid Meinerswijk. Het woord heerlijkheid heeft overigens niets te maken met “heerlijk” in de zin van verrukkelijk. Heerlijkheid is de betiteling van een stuk land waar een Heer de baas over is, net zoals een graaf bij een graafschap hoort en een hertog bij een hertogdom.

De Heren van Meinerswijk hadden een aantal rechten, waarvan rechtspraak de voornaamste was. Zij konden zelfs de doodstraf opleggen, al zijn er geen gevallen bekend waarbij dat in Meinerswijk ook werkelijk is gebeurd.

De Heerlijkheid Meinerswijk heeft een aantal beroemde eigenaren gehad. Zo was de roemruchte krijgsheer Marten van Rossem aan het begin van de zestiende eeuw eigenaar van Meinerswijk. Van Rossem raakte op een gegeven moment in een hoogoplopend conflict met de gemeente Arnhem.

De loop van de Rijn was net verlegd en door de veranderde stroom van de rivier raakte de aanlegsteiger van de veerpont in Meinerswijk dichtgeslibt. De veerpont tussen de stad Arnhem en Meinerswijk was belangrijk voor de stad. De schipbrug was er nog niet. Nu de veerpont niet meer aan kon leggen, was er geen verbinding meer met de Betuwe en Nijmegen.

De gemeente Arnhem vond dat Van Rossem de aanmeerplaats uit moest baggeren omdat het zijn grond was. Van Rossem vond dat de stad dat zelf maar moest doen als ze het zo belangrijk vond. Arnhem stapte naar de rechtbank die de stad in het gelijk stelde. Van Rossem moest baggeren.

Huis Meinerswijk in de negentiende eeuw.

Koning Willem III

Meinerswijk kende toen, net als nu, twee plekken met bebouwing: de Praets en het Heuveltje. Daarnaast waren er verspreid door het uiterwaardengebied verschillende boerderijen. Als Heer van Meinerswijk was je eigenlijk de baas over een heel klein landje. De boerderijen zorgden voor een inkomen. Je kon er vrij jagen en vanuit Huis Meinerswijk had je een prachtig uitzicht over de rivier met de stuwwal.

Waarschijnlijk was het magnifieke uitzicht de aanleiding voor koning Willem III om Huis Meinerswijk in 1846 te kopen. De koning, maar vooral zijn zoon Alexander was regelmatig in Meinerswijk te vinden. Uit de Arnhemsche Courant:

“Eergisteren had men het genoegen binnen deze muren te zien Z.K.H. prins Alexander der Nederlanden, komende van het Loo, alwaar Z.K.H. sedert enige tijd de valkenjagt heeft bijgewoond. Z.K.H. heeft een togje gemaakt naar Meinerswijk en is vervolgens naar het Loo teruggekeerd.”

Huis Meinerswijk was op dat moment in vervallen staat geraakt als gevolg van enkele overstromingen. Ondanks de ligging aan de rivier heeft Meinerswijk pas in de negentiende eeuw echt te maken gekregen met overstromingen.

Stroomopwaarts werden steeds meer gebieden bedijkt. Omdat de rivier minder ruimte kreeg, steeg het waterpeil bij hoogwater stroomafwaarts, zoals in Meinerswijk. Om die reden is Huis Meinerswijk in 1853 afgebroken. Een gedenkbord herinnert nog aan de plek waar het ooit gestaan heeft.

Van heerlijkheid en buitenverblijf transformeerde Meinerswijk in de tweede helft van de 19e eeuw tot industriegebied waar de ene na de andere steenfabriek de kleigrond afgroef. Om overstromingen te voorkomen stonden de steenfabrieken op hoogwatergrond. Het is op dit terrein dat komende jaren woningen worden gerealiseerd.

Nadat de laatste steenfabriek in de tweede helft van de vorige eeuw gesloten werd, ging Meinerswijk weer een nieuwe fase in in haar geschiedenis. Na de Romeinen, de Noormannen, de Heren van Meinerswijk, het koninklijk huis en de steenindustrie is het nu de natuur die het in het gebied voor het zeggen heeft. Daarover meer in deel 2 van deze serie.

Gemeente Meinerswijk

Maar hoe zit het nou precies met de zelfstandige gemeente die Meinerswijk ooit was? Daarvoor moeten we terug naar het jaar 1798.

Nederland was drie jaar eerder door Frankrijk ingenomen en omgevormd tot de Bataafse Republiek. Het allegaartje aan lokale besturen dat Nederland vanaf de 17e eeuw kende met steden, dorpen, heerlijkheden en andere vormen van bestuur werd naar Frans model gelijkgetrokken.

Voortaan kregen alle bestaande lokale besturen de status van gemeente. Net als in Frankrijk. De stad Arnhem? Gemeente Arnhem. Het dorp Elden? Gemeente Elden. De heerlijkheid Meinerswijk? Gemeente Meinerswijk.

De gemeente Meinerswijk telde in 1798 in totaal 19 inwoners. Burgemeester van de gemeente Meinerswijk was Johannes Glover. Die was ook burgemeester van de nabijgelegen gemeenten Heteren, Driel en Homoet. De gemeente Meinerswijk heeft 14 jaar lang bestaan.

Nederland telde aan het begin van de negentiende eeuw meer dan 1.000 gemeenten. Het grote aantal gemeenten leidde tot een onbestuurbare chaos. Daarom werd in 1812 besloten dat een gemeente alleen bestaansrecht had als het meer dan 500 inwoners telde. Jammer voor gemeenten die minder inwoners telden, maar die hielden op te bestaan.

De gemeente Meinerswijk werd eerst bij de gemeente Elden gevoegd, maar in 1816 werden zowel Elden als Meinerswijk onderdeel van de gemeente Elst. Die situatie bleef bestaan tot 1966. Pas in dat jaar kwam Meinerswijk in handen van de gemeente Arnhem.

Bronnen:
– Historische Kring Elden: geschiedenis de Praets en Meinerswijk
– Arnhem omstreeks het midden van de vorige eeuw, 1907, A. Markus
– Een heerlijkheid in de bocht, 1995, stichting Archeologie en Historie Polder Meinerswijk