Kaal, leeg en verwoest. Zo zag de omgeving van de Rijnbrug er in 1945 uit. Op de achtergrond de Baileybrug die door geallieerde soldaten direct na de bevrijding van Arnhem werd gebouwd.

De bevrijding van Arnhem, deel 5: terugkeer in een levenloze stad

De bevrijding van Arnhem begon in de late avond van 12 april 1945 met de oversteek van Britse troepen van de Polar Bear Divisie over de IJssel bij Westervoort. Op 15 april bereikten de soldaten van de 49th Infantry Division Burgers’ Dierenpark en was heel Arnhem bevrijd.

De militaire operatie had aan geallieerde kant bijna 200 slachtoffers gekost: 62 doden en 134 gewonden. Het aantal Duitse slachtoffers is zelfs ruim zeventig jaar na de oorlog niet geheel duidelijk. Verschillende bronnen noemen verschillende cijfers. Van 160 doden en 400 krijgsgevangenen tot 400 doden en 1.600 krijgsgevangenen.

Voor de geallieerden was de bevrijding van Arnhem niet meer dan een voetnoot in het pad naar het einde van de oorlog. Voor de Britten was Arnhem slechts een tussenstation. Na de bevrijding van Arnhem trokken ze verder naar het noorden en het westen om andere dorpen en steden in Nederland te bevrijden.

De autoriteiten zagen liever niet dat de Arnhemse bevolking direct terugkeerde naar de stad. In de hele stad lag onontplofte munitie. Overal lagen kadavers van mensen en dieren. Voorzieningen zoals water en elektriciteit functioneerden niet.

Er werd een plan bedacht om de bevolking in fases terug te laten keren met de bedoeling dat begin 1946 iedereen terug zou zijn.

Verwoest, leeggeroofd
De Arnhemmers lieten zich echter niet tegenhouden. Direct na de bevrijding keerden veel Arnhemmers terug van hun evacuatieadres. Ze troffen een verwoeste en leeggeroofde stad aan.

Meer dan tien procent van alle huizen in de stad was volledig verwoest en nog eens vijf procent was zwaar beschadigd. Huizen die het oorlogsgeweld ongeschonden hadden doorstaan waren bijna niet te vinden. Van de 23.505 woningen in Arnhem, bleven slecht 145 ongeschonden.

Hen Bollen was na de bevrijding een van de eerste Arnhemmers die terugkeerde. Hij schreef daarover:

“Alle winkels, huizen, kantoren leeggeroofd. Flarden van gordijnen die uit kapotte ramen wapperen. Tientallen verwilderde honden en katten die door de straten sluipen. Die doodse verlatenheid, die afschuwelijke, spookachtige aanbl ik van een leeggeplunderde stad, waarin geen enkele burger te bespeuren viel, die heel merkwaardige, niet te definiëren stank die overal hing; dat alles zal ik mijn leven lang niet vergeten.”

De zomer van 1945 werd door de teruggekeerde bevolking gebruikt om puin te ruimen. Mensen wiens huis verwoest was, kregen onderdak in andere huizen waarvan de bewoners nog niet waren teruggekeerd. Noodwinkels en noodwoningen werden neergezet om de bevolking te helpen.

Beelden van de verwoestingen in Arnhem werden door het Polygoon-journaal gebruikt om de bevolking van Arnhem te helpen.

“Arnhem moet weer leven. Maar het ontbreekt aan alles. Geen hamer, geen spijker, geen tafel, geen stoel is meer aanwezig. Nederlanders: helpt uw getroffen landgenoten. Helpt met uw gaven in natura. Arnhem is leeg. Arnhem kan alles gebruiken.”

De beelden en de oproep van het Polygoon-journaal misten hun uitwerking niet. Het leidde tot de actie “Amsterdam helpt Arnhem.” Vrachtwagens vol met huisraad, kleding, gereedschap en servies werden in Amsterdam ingezameld en naar Arnhem gebracht.

Veel Amsterdammers boden zichzelf aan als vrijwilliger om te helpen het puin op te ruimen. Die vrijwilligers werden aanvankelijk door de inwoners van Arnhem met de nek aangekeken. De autoriteiten hadden opgepakte NSB-ers ook aan het werk gezet om puin te ruimen. Een bord met de verhelderende tekst “Hier werken geen N.S.B-ers maar Amsterdammers!” bracht uitkomst.

Wederopbouw
De wederopbouw van Arnhem werd voortvarend aangepakt. Al op 24 juli 1945 werd onder leiding van de nieuwe burgemeester Matser de eerste vergadering gehouden voor de wederopbouw van Arnhem.

Besloten werd eerst in kaart te brengen hoe groot de verwoestingen in Arnhem waren. Het leidde tot onderstaande schadekaart. Daarop is goed te zien hoe groot de verwoestingen in Arnhem waren.

Na de inventarisatie werd een eerste wederopbouwplan opgesteld. In dat plan was vooral duidelijk dat het stadsbestuur de vernielingen zag als een kans om een Nieuw Arnhem op te bouwen. Een beter Arnhem. Een Arnhem dat klaar was voor de toekomst. Om om dat te bereiken gingen de plannenmakers heel ver.

Om een voorbeeld te geven: in het eerste plan zou Musis Sacrum gesloopt moeten worden om plaats te maken voor een snelweg. Goddank werd een deel van de wederopbouwplannen al snel afgezwakt, al werd onder leiding van Matser de gedachte aan een Nieuw Arnhem nooit volledig losgelaten.

De wond die Arnhem door het oorlogsgeweld heeft opgelopen, is ruim zeventig jaar later in de vorm van veel littekens nog altijd zichtbaar.

Maar net als veel andere steden die zwaar onder het oorlogsvernielingen te lijden hebben gehad, zoals Coventry, Berlijn of Caen, heeft Arnhem zich ontwikkeld tot een bruisende stad. Een stad met de blik op de toekomst, maar met oog voor het verleden.

Lees verder:

De bevrijding van Arnhem, deel 1: Na de Slag om Arnhem
De bevrijding van Arnhem, deel 2: de bevrijding van Arnhem Zuid
De bevrijding van Arnhem, deel 3: de tweede Slag om Arnhem
De bevrijding van Arnhem, deel 4: bevrijding van een verwoeste stad
De bevrijding van Arnhem, deel 5: terugkeer in een levenloze stad