Longread: De vergeten Slag om Arnhem

//

ARNHEM – Als het over de Slag om Arnhem gaat, dan denken mensen automatisch aan de Tweede Wereldoorlog. De heldhaftige strijd van de Britse airbornetroepen staat diep gegroefd in de geschiedschrijving van onze stad.

Er was echter nóg een Slag om Arnhem. Nee, niet de bevrijding van Arnhem in april 1945. Die veldslag wordt vaak betiteld als de Tweede Slag om Arnhem. Voor de eerste Slag om Arnhem moeten we een eind terug in de tijd. Dit is het verhaal van de vergeten Slag om Arnhem uit 1813.

(Door: Patrick Arink)

Bij de bouw van nieuwe huizen in Klingelbeek aan de westkant van Arnhem stuitte een graafmachine een aantal jaren geleden op lichamelijke resten. Het is vast een soldaat uit de Slag om Arnhem, werd gedacht. De botten werden voor identificatie opgestuurd naar de Bergings- en Identificatiedienst.

Die concludeerde dat de botten inderdaad van een soldaat waren die tijdens de Slag om Arnhem om het leven was gekomen. Maar dan wel de veldslag die in 1813 in Arnhem werd uitgevochten tussen Russische en Pruisische troepen aan de ene kant, en Franse troepen aan de andere kant.

Zwemmend in het bloed

De eerste Slag om Arnhem was al net zo bloedig als de gevechten in 1944. Dat weten we dankzij verschillende ooggetuigenverslagen uit de negentiende eeuw.

“Ik ging naar de Rijnpoort, waar de ergste slachting heeft plaatsgevonden. Ik wilde kunnen zeggen: ik heb het gezien”, schreef een Arnhemmer na afloop van de gevechten aan zijn ouders.

“Officieren, soldaten, paarden. Alles lag door elkaar, zwemmend in het bloed. De een was door een kogel geraakt. De ander door een steek met een lans of een sabel. Ik verstijf nog als ik eraan terugdenk. Het was afschuwelijk.”

In totaal verloren ruim 2.000 soldaten het leven tijdens de veldslag in 1813. Er sneuvelden naar schatting 700 Pruisische soldaten en 1.500 Franse soldaten in de gevechten om de stad.

Maar wat was nou precies de aanleiding voor de bloedige confrontatie in Arnhem? Voor het antwoord op die vraag gaan twee jaar terug in de tijd, maar we blijven in Arnhem.

(Keizer Napoleon wordt bij zijn bezoek aan Nederland verwelkomd in Amsterdam.)

Napoleon in Arnhem

In oktober 1811 bracht de Franse keizer Napoleon Bonaparte een bezoek aan Nederland. Tussen 1805 en 1810 was Lodewijk Napoleon, de broer van Napoleon koning geweest van Nederland, maar die bakte er niet veel van volgens de keizer. Napoleon bedankte zijn broer voor bewezen diensten en nam Nederland op in het Franse keizerrijk. De koning is dood. Leve de keizer.

Op 30 oktober 1811 bezocht Napoleon ook Arnhem. Arnhem was in die tijd weliswaar niet een hele grote stad, maar het was wél een belangrijke stad. Arnhem was hoofdstad van het departement van de Boven-IJssel. Om die reden had Napoleon bepaald dat Arnhem ook haar eigen krant moest hebben. Precies: de Arnhemsche Courant.

Tijdens zijn bezoek aan Arnhem bepaalde Napoleon dat er onmiddellijk gestopt moest worden met het afbreken van de stadsmuren. Koning Lodewijk Napoleon had Arnhem een paar jaar ervoor als eerste stad in Nederland toestemming gegeven om de stadsmuren af te breken om uit te kunnen breiden.

Napoleon vond dat onzinnig. Die stadsmuren waren hard nodig als Arnhem belegerd zou worden door vijandelijke troepen, aldus de Franse keizer. Dat bleken profetische woorden…

Napoleon was op dat moment op het hoogtepunt van zijn macht. Alle vijanden van het Franse keizerrijk waren tijdens eerdere oorlogen verslagen. Alleen Rusland zorgde voor onrust. Om dat tegen te gaan ondernam Napoleon een veldtocht naar Rusland.

Het werd een ramp. Van het enorme Franse leger van 680.000 soldaten keerden er eind 1812 uiteindelijk maar 40.000 soldaten terug. Niet al die soldaten stierven. Veel soldaten deserteerden.

Toen Napoleon tijdens de terugtocht naar Frankrijk voor de troepen uitreed, kwam bij bij een veerpont. Napoleon vroeg aan de Russische veerman of er al veel deserteurs langs waren gekomen.
“Nee, sire”, antwoordde de veerman gevat. “U bent de eerste.”

Afijn. Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Zweden zagen hun kans schoon. Nu Napoleon zo verzwakt was, konden ze eindelijk met hem afrekenen. Zo ontstond de Zesde Coalitieoorlog. De Slag om Arnhem die in november 1813 plaatsvond, was daar onderdeel van.

Van Leipzig naar Arnhem

De kiem voor de Slag om Arnhem werd een maand eerder gelegd tijdens de Slag om Leipzig. Een ‘seven nation army’ versloeg in een vernietigende veldslag het leger van Napoleon.

De restanten van het Franse leger trokken zich terug naar het westen in een chaotische aftocht. Ze werden daarbij op de hielen gezeten door Russische kozakken en Pruisische soldaten.

Op 12 november 1813 bereikten Russische en Pruisische troepen de Nederlandse grens. Op 23 november werd Doesburg door de geallieerde troepen ingenomen. Op 24 november werd Zutphen bevrijd. De dag erna werd er gevochten bij kasteel Middachten in De Steeg toen oprukkende Pruisische huzaren bij toeval op een grote colonne Franse soldaten botste die onderweg was naar Arnhem.

Veel Franse troepen trokken zich terug in Arnhem: de belangrijkste stad in de regio. Terwijl veel steden in het oosten van Nederland zich overgaven aan de Pruisen en Kozakken, was al snel duidelijk dat dit in Arnhem niet het geval zou zijn.

De eerste troepen van de Pruisische generaal Von Bülow bereikten Arnhem op 24 november 1813. Direct buiten de Arnhemse stadsmuren hadden de Fransen een paar kleine legerkampen opgezet. De Fransen waren druk bezig om met palissaden de verdediging van Arnhem te versterken. De stad zelf zat op dat moment al bomvol met Franse legionairs, die in kerken en andere grote gebouwen ingekwartierd waren.

Het was voor alle partijen duidelijk: in Arnhem zou gevochten worden. In afwachting van Pruisische en Russische versterkingen die nog onderweg waren naar Arnhem, richtten de geallieerde troepen legerkampen in tussen de bomen van Sonsbeek en Zypendaal.

(Zo zag Arnhem eruit rond 1813.)

Alle stadspoorten op slot

Henri Charpentier, de commandant van de Franse troepen, had op dat moment al uit voorzorg de Arnhemse stadspoorten gesloten. Niemand kon meer in of uit de stad. Alleen via de schipbrug kon er nog verkeer in en uit de stad komen.

Arnhem kende vier stadspoorten. De Rijnpoort lag ter hoogte van het Roermondsplein bij de Nelson Mandelabrug. De Janspoort lag bij de kruising van de Jansstraat en de Janslangstraat. De Velperpoort lag aan het eind van de Ketelstraat en de Sabelpoort stond ook toen al tussen de Markt en de Nederrijn.

De inwoners van Arnhem wachtten af wat er komen ging. Pieter van der Hooght omschreef de situatie alsvolgt:
“De poorten waren dag en nacht gesloten en op de belangrijkste punten waren wachtposten geplaatst. Op 24 november werd er voor het eerst schieten gehoord. Eerst vanuit de richting Velp. Later verspreidde het zich vooral uit de richting van Oosterbeek.”

De schermutselingen tussen Fransen en geallieerden buiten de stad zou je kunnen omschrijven als ‘inleidende beschietingen’. Beide partijen wisten niet hoe sterk de tegenstander eigenlijk was.

Achteraf is vastgesteld dat er in Arnhem ongeveer 4.000 Fransen waren gelegerd. Die moesten het opnemen tegen 10.000 Pruisische en Russische soldaten. Een flink deel van de Pruisische troepen, waaronder kanonnen, waren nog onderweg naar Arnhem. De Pruisische generaal Von Bülow besloot daarom te wachten voor hij de aanval op Arnhem inzette.

Dat betekende echter niet dat Arnhem niet letterlijk in de frontlinie lag.
Pieter van der Hooght noteerde op 25 november 1813:

“Het schieten kwam steeds dichterbij. Verschillende kanonskogels vlogen door de stad, maar die veroorzaakten weinig schade. Ik was met een paar anderen op het dak geklommen van de Prefectuur op de Markt. Vanaf het dak kon ik de troepenbewegingen buiten de stadsmuren zien. Uiteindelijk vlogen de kogels zo dicht langs ons heen, dat we besloten naar beneden te gaan.”

Pruisische houwitsers in actie.

Kanonskogels op Arnhem

De meeste Arnhemmers schuilden op dat moment in hun huizen. Indien hun huis een kelder had, zaten ze daar. En dat was niet voor niets, blijkt uit het verslag van Pieter van der Hooght.

“Toen ik onderweg was naar vrienden, viel er in de straat waar ik doorheen liep een kanonskogel. De kogel raakte een huis en veroorzaakte veel schade. De hele straat lag onder het glas en puin. Er waren gelukkig geen gewonden. Ook iets verderop had een kanonskogel een huis geraakt. Daar was brand ontstaan, maar die werd snel geblust.”

Ondertussen zoemde in de stad het gerucht rond dat een Pruisische edelman geblinddoekt door de Janspoort Arnhem was binnengereden. Die edelman was graaf Hinckel von Dommersbach. Hij was door Von Bülow als bemiddelaar naar Arnhem gestuurd om te kijken of de Fransen zich zouden willen overgeven en zoja, onder welke voorwaarden.

Von Bülow had ontdekt dat er achter de Arnhemse stadsmuren duizenden Franse soldaten zaten. Hij wist dat een bestorming van Arnhem zou uitmonden in een bloedbad, met honderden doden aan beide zijden. Dat wilde hij het liefst voorkomen.

De onderhandelingen liepen echter op niets uit. Overgave was voor de Fransen onbespreekbaar en dus zat er voor Von Bülow niets anders op dan een bestorming van de stad.

Als de geschiedenis iets anders was gelopen, had de Slag om Arnhem in 1813 helemaal niet plaatsgevonden. Historici ontdekten achteraf dat de Franse commandant Henri Charpentier die dag schriftelijke bevelen ontving om alle Franse troepen terug te trekken naar Nijmegen.

De vraag waarom hij die bevelen naast zich neer heeft gelegd, is gehuld in de nevelen van de geschiedenis. Het is nooit duidelijk geworden waarom hij in Arnhem bleef.

Scherpschutters

De aanval op Arnhem liet nog een paar dagen op zich wachten. In huizen buiten de stadsmuren hadden de Pruisen in het donker scherpschutters geplaatst. Iedere Franse soldaat die zich op de stadsmuren waagde, werd onder vuur genomen. Dat leidde tot veel doden.

Van der Hooght: “De Pruisische scherpschutters richtten veel schade aan. Buiten de Velperpoort waren ze in een ommuurde tuin gelegerd. Van tijd tot tijd schoten ze een paar Fransen op de stadswallen dood.”

De Fransen hadden via de schipbrug een kanon de stad binnengebracht. Vanaf de stadsmuren wilden ze dat kanon afvoeren op de Pruisen in Sonsbeek.
“De eerste kanonnier die het kanon wilde afvuren werd door een scherpschutter doodgeschoten. Geen enkele Fransman durfde het kanon daarna nog te naderen.”

Bestorming van Arnhem

Op dinsdag 30 november was het dan zover. Nadat de novembermist rond 11 uur s ochtends optrok, werd door de Pruisische commandanten het sein gegeven voor een frontale aanval op de stad. Die aanval was gericht op alle vier de stadspoorten van Arnhem.
De aanval werd vooraf gegaan door een artilleriebombardement op de stadspoorten.

Vanuit het westen, noorden en oosten werd massaal de aanval ingezet. Er volgde een vernietigend gevecht.

In vijf colonnes rukten de Pruisen op naar de stad. De Velperpoort was de eerste stadspoort die viel. De Franse commandant had aan deze kant van de stad geen aanval verwacht, en de Velperpoort werd slechts door een handjevol Franse soldaten verdedigd.

In allerijl werden zoveel mogelijk Franse soldaten in de richting van de Velperpoort gestuurd in een poging om de Pruisen terug te drijven. In de Ketelstraat werden bloedige man tegen mangevechten gevoerd en er vielen honderden slachtoffers.

Op dat moment viel ook de Sabelpoort in handen van de geallieerden. De stadspoort bezweek onder de kogelinslagen van de Pruisische artillerie. Al snel stroomden ook hier duizenden Pruisische soldaten de stad binnen.

De Janspoort was kort daarna de derde stadspoort waardoor de geallieerde troepen Arnhem binnenkwamen. De situatie voor de Fransen was hopeloos, maar hoewel drie van de vier stadspoorten al in handen waren van de geallieerden, werd er door de Fransen nog steeds fanatiek en verbeten strijd geleverd.

De meeste Arnhemmers zaten op dat moment in hun huizen in de hoop dat zij de veldslag zouden overleven.
“Ik kroop samen met mijn huisgenoten in de kelder”, schrijft Van der Hooght in zijn verslag. “De vrouwen en kinderen huilden. Ik hield mijzelf beter dan ik had verwacht. Ik sprak de anderen ook zoveel mogelijk moed in. We namen allemaal een borrel en dat beurde ons wat op.”

(Gevechten tussen Franse en Pruisische soldaten bij de Rijnpoort.)

Geen genade

Op straat vielen op dat moment vooral aan Franse kant veel doden. Het was duidelijk dat de Slag om Arnhem in het voordeel van de Pruisen zou worden beslecht.

Veel Franse soldaten probeerden zich over te geven aan de Pruisen. Veel van hen werden zonder pardon met sabels of geweerschoten om het leven gebracht. De Pruisen kenden geen genade.

Omdat de Rijnpoort op dat moment de enige stadspoort was die nog in handen was van de Fransen én omdat de schipbrug in de richting van het veilige Nijmegen hier lag, trokken de Fransen zich terug in de richting van de zuidwesthoek van de stad.

Bij de schipbrug ontstond een opstopping van Fransen die de stad probeerden te ontvluchten. Veel Fransen probeerden te ontkomen aan de oprukkende Pruisen door in de rivier te springen. Naar schatting zijn die dag 200 Fransen verdronken.

Rond 14.00 uur was de strijd voor het grootste deel voorbij, maar de bevolking van Arnhem was nog niet veilig. Voor de Pruisen was het tijd voor feest. Drank moest er komen! En waar kon je die drank het makkelijkste halen? Inderdaad: bij de burgerij van Arnhem.

Van der Hooght: “De Pruisen eisten met het geweer op de borst jenever, wijn of wat ze maar bedachten. Wij hadden maar drie flessen jenever in huis en die waren al snel op. Als je niet snel genoeg inschonk, liep je het gevaar om doodgeschoten te worden. Een kennis van mij werd doodgeschoten omdat hij zijn horloge niet snel genoeg wilde afgeven.”

De Pruisen kamden de stad niet alleen uit in hun jacht op drank en kostbaarheden. Verspreid door Arnhem zaten honderden Fransen verstopt in huizen en schuren. Meer dan 400 Fransen werden na afloop van de gevechten bij huiszoekingen krijgsgevangen gemaakt. Zij werden opgesloten in de Lutherse Kerk op de Korenmarkt.

Er werd door de Pruisen nog een poging ondernomen om de Fransen die over de schipbrug waren ontkomen te achtervolgen, maar de Franse commandant Charpentier, die Arnhem was ontvlucht, had een haastig opgeworpen verdedigende stelling opgericht langs de Linge bij Elst. De Pruisen lieten het er verder bij zitten en keerden terug naar Arnhem.

Arnhem na afloop

Dezelfde burgemeester die twee jaar eerder nog de gouden sleutel van de stad had overhandigd aan Napoleon, overhandigde die sleutel nu aan de Pruisische generaal Von Bülow.

Von Bülow was echter niet geïnteresseerd in Arnhem. Twee dagen na de Slag om Arnhem was hij met zijn soldaten allang weer verder getrokken en nam hij zonder gevechten Utrecht in. De Slag om Arnhem had het duidelijk gemaakt: De Franse tijd in Nederland was voorbij. Amsterdam had zich toen ook al overgegeven. Nederland werd een vorstendom onder leiding van Willem van Oranje.

Arnhem likte na de gevechten haar wonden. De doden werden begraven en de gewonden van alle nationaliteiten werden zo goed mogelijk verzorgd. Arnhem krabbelde weer overeind.

Van der Hooght: “Ik heb de dag na de gevechten nog veel doden gezien, maar de stad zelf heeft minder geleden dan ik dacht. De soldaten hebben buiten de stad wel veel bomen gekapt voor hun vuren. Dat is jammer, maar het had veel erger kunnen zijn. De Fransen waren van plan geweest om de schipbrug in brand te steken, maar daar hebben ze door hun haastige aftocht geen tijd voor gehad.”

(De Slag om Arnhem werd in 1913 uitgebreid herdacht, onder meer met een nagebouwde Rijnpoort.)

Herdenken en vergeten

De Slag om Arnhem had veel indruk gemaakt op de inwoners van de stad. Hoewel Arnhem slechts een pion was in een grootschalig Europees conflict, was de veldslag in 1813 een belangrijk sleutelpunt in de geschiedenis van de stad.

De Slag om Arnhem werd vijftig jaar na dato in 1863 uitgebreid herdacht. De herdenking in 1913, honderd jaar na dato, was zelfs nog imposanter. Met een nagebouwde stadspoort en het naspelen van de Slag om Arnhem op de weide van Sonsbeek werd uitgebreid stilgestaan bij de gevechten van 1813.

In 1944 was er die ándere Slag om Arnhem. Ironisch genoeg was Arnhem ook toen een pion in een grootschalig conflict dat in heel Europa en daarbuiten werd uitgevochten.

Na de Tweede Wereldoorlog raakte de Slag om Arnhem uit 1813 volledig in de vergetelheid. Als het over de Slag om Arnhem ging, dan ging het over de heroïsche strijd van de Britse airbornesoldaten om de Rijnbrug.
De Slag om Arnhem uit 1813 werd vergeten. Geen nagebouwde stadspoort en soldaten in Franse of Pruisische uniformen in 2013 bij de 200-jarige herdenking.

De Arnhemse historische vereniging Prodesse Conamur wist met veel moeite nog wel voldoende geld in te zamelen om een klein herinneringsmonument op te richten. Op de zijkant van de Nelson Mandelabrug is een tekst aangebracht.

“Op 30 november 1813 bestormden de Pruisen Arnhem en versloegen hier het Franse garnizoen. Daarbij sneuvelden zeker 2.000 militairen.”

Voor deze plek is gekozen omdat hier tijdens de Slag om Arnhem in 1813 de Rijnpoort stond, en hier de meeste slachtoffers zijn gevallen.

Verder is en blijft de Slag om Arnhem uit 1813 een vergeten moment uit de geschiedenis van onze stad. Er ís een uitgebreide Wikipediapagina over de Slag om Arnhem uit 1813. Maar als je op zoek bent naar een Nederlandstalige pagina, zul je niets vinden. De Wikipediapagina is alleen beschikbaar in het Engels en in het Italiaans.