Commentaar: de conclusies uit het slavernij-rapport zijn overdreven

ARNHEM – Gisteren werd het rapport “Sporen van slavernijverleden in Arnhem” gepresenteerd. In bijna 300 pagina’s concluderen de onderzoekers dat Arnhem eeuwenlang volop profiteerde van slavernij en koloniale handel. In vergelijking met andere steden in Nederland is het slavernijverleden van Arnhem echter zeer bescheiden. Maar dat melden de onderzoekers niet.

(Door: Patrick Arink)

Laat één ding voorop staan: het slavernijverleden is een pijnlijke episode uit onze geschiedenis. In een inclusieve stad als Arnhem is het slavernijverleden iets dat terecht onze blijvende aandacht verdient. Het is daarom een goede zaak dat het slavernijverleden van Arnhem nu grondig onderzocht is.

Het lijkt erop dat de onderzoekers er alles aan doen om het slavernijverleden van Arnhem groter te doen lijken dan het in werkelijkheid was. Zeker in vergelijking met andere steden in Nederland valt de Arnhemse betrokkenheid bij het slavernijverleden wel mee. We geven even wat voorbeelden.

Tot 1794 voeren er in totaal 1.270 bemanningen mee op VOC-schepen waarvan bekend is dat ze uit Arnhem komen. 1.270! Dat klinkt als heel erg veel!
Maar als je bedenkt dat er tot die tijd in totaal 774.200 bemanningen geregistreerd staan in de archieven van de VOC, kun je niets anders concluderen dat het aandeel Arnhemmers verwaarloosbaar klein was: 0,16 procent.

Veel gemeenten onderzochten al eerder hun rol in het slavernijverleden. Vlissingen bijvoorbeeld.
“De allereerste slaven die vierhonderd jaar geleden in Amerika arriveerden, belandden daar in opdracht van de toenmalige burgemeester van Vlissingen”, wordt geconcludeerd.

Nee, dan Arnhem!
“Het familiewapen van de Arnhemse burgemeester François Pels Rijcken, dienstdoende van 1872 tot 1884, is opmerkelijk omdat het familiewapen twee mensen van kleur afbeeldt.”

Compensatiegelden

Dit artikel is niet bedoeld om het slavernij-rapport te ridiculiseren.
“Slavernij vormde de kurk waarop de Nederlandse koloniale wereld dreef”, concluderen de onderzoekers terecht. “Iedere verdiende gulden is ten minste mogelijk gemaakt door koloniale slavernij.”

Natuurlijk waren er Arnhemmers betrokken bij de slavenhandel en natuurlijk verdienden ook Arnhemmers geld op de plantages in Suriname en in Nederlands Indië. Dat blijkt wel uit de compensatiegelden die in 1863 werden uitgekeerd bij het afschaffen van de slavernij.

Bij de formele afschaffing van de slavernij kregen tenminste zestien inwoners van Arnhem compensatiegelden, concludeert het rapport over het slavernijverleden in Arnhem. Wederom: dat klinkt als veel, maar op het totaal is het verwaarloosbaar klein.

Er zijn bij het afschaffen van de slavernij in 1863 in totaal door 4.200 eigenaren van plantages claims ingediend. Als je naar boven afrondt, is het Arnhemse aandeel 0,4 procent van het totaal.

Dat het aandeel van Arnhem op het grote geheel zo klein is, heeft twee redenen. Allereerst ligt Arnhem niet aan zee, waarmee de natuurlijke verbinding met de vroegere kolonieën een stuk kleiner is dan in steden zoals Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Enkhuizen en andere ‘Hollandse’ steden. Mede daarom is het Arnhemse aandeel in het slavernijverleden een heel stuk kleiner dan in de steden in het westen van Nederland.

Een andere reden voor de beperkte rol van Arnhem in het Nederlandse slavernijverleden is dat Arnhem tot aan het midden van de negentiende eeuw een kleine stad was. In 1770, op het hoogtepunt van de slavernij, telde Arnhem slechts 7.000 inwoners. Ter vergelijking: het dorp Baarle-Nassau heeft tegenwoordig 7.000 inwoners.
Arnhem werd pas echt een stad van enige omvang nadat de slavernij was afgeschaft.

Maar de onderzoekers die het rapport “Sporen van slavernijverleden in Arnhem” hebben geschreven, hebben iedere Arnhemse kruimel die verwijst naar slavernij opgenomen in hun lijvige rapport. En daarbij gaan de onderzoekers nogal ver.
“Arnhem ging letterlijk de wereld over als schip, vernoemd naar de stad, en op verschillende plekken refereren locaties en nederzettingen aan Arnhem en Arnhemmers.”

Dat er in Azië een schip rondvoer met de naam ‘Arnhem’ heeft zowel direct als indirect weinig te maken met het slavernijverleden.

Arnhemsche Courant voorop

Afijn. Gelukkig is er in het rapport ook aandacht voor de kritiek die in de negentiende eeuw steeds luider klonk tegen slavernij. Onze voorgangers van de Arnhemsche Courant liepen daarbij voorop:
“Al in 1821 werd een kritisch stuk over slavernij in de Arnhemsche Courant geplaatst. De krant nam steeds stelliger positie tegen slavernij en stelde daarbij het lot van de voormalig slaafgemaakten centraal. De uitgebreide artikelen resoneren opvallend met het huidige slavernijdebat.”

In dat slavernijdebat is het belangrijk om niet alleen alle feiten en bevindingen te benoemen, maar ook om die bevindingen in de juiste context te plaatsen.